Gedichtanalyse

GEDICHT 1

Ik schrijf je neer (Hugo Claus)

Mijn vrouw, mijn heidens altaar,
Dat ik met vingers van licht bespeel en streel,
Mijn jonge bos dat ik doorwinter,
Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken,
Ik schrijf je adem en je lichaam neer
Op gelijnd muziekpapier.

En tegen je oor beloof ik je splinternieuwe horoscopen
En maak je weer voor wereldreizen klaar
En voor een oponthoud in een of ander Oostenrijk.

Maar bij goden en bij sterrenbeelden
Wordt het eeuwig geluk ook dodelijk vermoeid,
En ik heb geen huis, ik heb geen bed,
Ik heb niet eens verjaardagsbloemen voor je over.
Ik schrijf je neer op papier
Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.

Uit: "Gedichten 1948-1993", De Bezige Bij, Amsterdam 1994.

Bron:

http://www.gedichten.nl/nedermap/gedichten/gedicht/32836.html?zoekresultaat=ja


Vorm:
Het gedicht bestaat uit 3 strofen. Strofe 1 en 3 bestaan elk uit 6 regels (sextet) en strofe 2 bestaat uit 3 regels (terzine).


Inhoud:
Dit gedicht is een liefdesgedicht. Titelverklaring: Ik schrijf je neer.
De ‘ik’ verwijst naar de dichter zelf. De ‘je’ uit de titel verwijst naar zijn vrouw. Dit wordt vermeld in de allereerste vers van het gedicht (Mijn vrouw, mijn heidens altaar).
In de eerste strofe volgt er een beschrijving van zijn vrouw. Hij probeert haar lichaam neer te schrijven op papier.
In strofe 2 volgen er allerlei beloften die de dichter doet aan zijn vrouw. Zo belooft hij haar wereldreizen, toekomstvoorspellingen,...

Bij het begin van de derde strofe is er een soort ommekeer die plaats vindt en deze wordt aangeduid door het woord ‘maar’ in de eerste vers van strofe 3. In deze strofe geeft de dichter toe dat alles wat hij beloofd heeft aan zijn vrouw, hij haar eigenlijk niet kan geven. ‘Ik heb geen huis, ik heb geen bed’, in deze verzen wordt toegegeven dat hij het niet breed heeft en niet over de financiĆ«le middelen beschikt om aan zijn materiĆ«le beloften te voldoen.  
We zien dat in de voorlaatste vers van het gedicht de titel herhaald wordt. Dit betekent dat de dichter belang hecht aan de titel.
Als we de 2 laatste verzen bekijken, kunnen we een contrast tussen beiden opmerken. De dichter probeert zijn vrouw neer te schrijven op papier, wil een soort momentopname vastleggen. Zijn vrouw daarentegen is heel levend, ze groeit en bloeit. Dit contrast wordt aangeduid door het woordje ‘terwijl’.
Het lijkt wel alsof de dichter en zijn vrouw zich in 2 verschillende werelden bevinden. Hugo Claus wil hiermee aantonen de werkelijkheid beter is dan een stuk tekst. Hij kan immers de bloei en groei van zijn vrouw niet neerschrijven op papier.
Zijn negatieve kijk op een tekst t.o.v. de werkelijkheid wordt ook duidelijk gemaakt doormiddel van de titel.
‘Ik schrijf je neer’ : De dichter had bv. Ook het woord ‘op’ kunnen gebruiken, maar hiervoor koos hij bewust niet. ‘Neer’ wordt meestal gebruikt bij negatieve werkwoorden zoals neerhalen, neerslaan,... 





Afbeelding:


Deze afbeelding past goed bij het gedicht omwille van verschillende redenen. Ten eerste door de titel van het gedicht: Ik schrijf je neer. Schrijven doe je meestal op papier. De ‘neer’ komt in deze afbeeling ook duidelijk naar voren, nl. de kuil naar beneden in het midden van het blad papier.  
Bovendien heeft Hugo Claus het ook letterlijk over gelijnd papier op vers 6 van de eerste strofe.






GEDICHT 2



Oog in oog (Charles Ducal)

's Avonds hoort hij het grote huis hijgen.
Uit verre kamers nadert een doodstille gang. De deur wacht op stappen. Schuilhoeken kijken. Hij staat voor de spiegel, hij het bangst


omdat het beeld zich in hem laat betrappen:
een schuldig kind dat de rede doorbreekt,
uit oude kasten naar taal komt happen.
Maar het huis is leeg, niemand spreekt

het verleden tot stilstand, geen vader,
geen moeder, geen vuist, geen schoot.
Er blijft alleen deze angst in de aders,

dit huis in de rug, dit blind oog-in-oog.


Uit: De hertog en ik 

Bron: 
http://www.poezie-leestafel.info/charles-ducal 


Vorm:
Dit gedicht is opgebouwd uit 3 strofen, telkens bestaande uit 4 verzen. De dichter Charles Ducal werkt niet met een specifiek rijmschema (bv. hijgen rijmt niet op kijken), maar probeert de klanken wel op elkaar af te stemmen: ABAB CDCD EFEF.
Een rijmschema van de vorm ABAB noemen we een gekruist rijm. Wat opvalt is dat bij vers 4 en vers 8 geen leestekens gebruikt worden omdat de zin nog niet aan haar einde toe is. De zin wordt dus plots afgebroken, wat we een enjambement noemen.

Inhoud:
Het gedicht wekt een gevoel van angst op. Het gaat over een jongen die ’s avonds helemaal alleen thuis is. Uit vers 2 (‘verre kamers’) kunnen we afleiden dat het een groot huis is. De jongen is duidelijk bang. Dit wordt meerdere keren duidelijk gemaakt: vers 4: bangst, vers 11: angst.
Het is alsof de jongen het huis doorzoekt, om te ontdekken of hij wel degelijk alleen is. Hij luistert aandachtig of hij iets hoort, hij kijkt in zijn schuilhoeken, hij kijkt in de spiegel,...
In het begin van het gedicht weet de lezer niet of hij alleen is, maar naar het einde van het gedicht toe wordt het duidelijk dat het wel het geval is. Hij is niet omringd door een vader of moeder. Het enige wat in dit huis nog aanwezig is, is de angst die de jongen ondervindt. Het lijkt wel alsof er in het verleden geweld gebruikt is in dit gezin: vers 10: vuist en vers 6: schuldig.


Afbeelding: 




Ik vind deze foto zeer gepast bij het gedicht, omdat het ook een zeker gevoel van angst teweegbrengt. Er zijn verschillende verwijzingen in het gedicht die de lezer ervan bewust maken dat het om een kind gaat dat zich alleen thuis bevindt. Je ziet op de foto dat de jongen met angstige ogen zich achter iets verstopt en kijkt of hij veilig is, net zoals in het gedicht. Daar kijkt de jongen immers in zijn schuilhoeken, in de spiegel,... 





GEDICHT 3

Eerste Liefde (Maria Barnas)

Mijn eerste liefde schrijft gedichten.
Of zou deze liefde het schrijven van gedichten zijn?

Hij weet hoe het moet.
Het mag niet regenen van verdriet en liefde

schrijf je niet onthoud ik goed. Maar ik bloed liefde
en verwar het weer met mijn gemoed.

Want het regent en het waait en liefdes
lopen in een lange stoet voorbij.

Dat gebeurt niet in mijn hoofd meen jij.
Maar dit hoofd is niet van mij.

Uit: 'Jou willen is je missen', 2004.

Bron:

Vorm:
Dit gedicht van Maria Barnas bestaat uit 5 kleine strofen, telkens bestaande uit 2 verzen. Er zijn meerdere enjambementen: van vers 5 naar 6 en van vers 7 naar 8.
Het woord liefde komt vaak terug: in vers 1,2,4,5,7 en ook in de titel. Er is een eindrijm (jij en mij).


Inhoud:
De dichteres is duidelijk verward in het gedicht. Deze verwarring komt reeds naar boven in de eerste strofe; ze stelt een vraag aan zichzelf, ze is onzeker.
Daarna volgt een beschrijving van haar liefde. In strofe 3 komt er opnieuw een soort verwarring, Maria Barnas geeft het zelf ook toe:
‘en verwar het weer met mijn gemoed.’
Vervolgens probeert ze om hiervoor een verklaring te zoeken. Het komt door de regen en de wind en de verschillende mannen die haar voorbijgaan.
De slotstrofe neemt een speciale wending: ‘Dat gebeurt niet in mijn hoofd meen jij. 
Maar dit hoofd is niet van mij.’ Als haar hoofd niet van haar is, van wie dan wel? Is ze bezeten door de liefde misschien? En wie is ‘jij’? Is het haar eerste liefde?


Maria Barnas zorgt voor een open einde. Het eindrijm zorgt bovendien voor een mooi slot.
De liefde staat in dit gedicht centraal. Niet alleen wordt het woord ‘liefde’ vaak gebruikt, maar het is ook hetgeen waar haar verwarring om gaat. Wat is de liefde voor haar? Het lijkt alsof ze een keuze moet maken tussen enerzijds een persoon die gedichten schrijft en anderzijds de gedichten op zich. Ze geraakt er maar niet aan uit.

Afbeelding: 


Ik heb deze foto gekozen omdat de eerste twee zinnen van het gedicht de grootste impact hadden op me toen ik het las. Maria Barnas kampt met een onzekerheid. Ze weet niet hoe of wat en hierdoor kan ze niet ten volle van haar leven genieten. Ze is op zoek naar een antwoord, maar het lijkt alsof er geen antwoord bestaat. Ze zal voor zichzelf moeten uitmaken waarvoor haar liefde het grootst is. Een man die gedichten schrijft of de gedichten zelf.
De afbeelding beschrijft zowel de liefde, als het schrijven, als de persoon die de gedichten schrijft.





GEDICHT 4

Een schuilplaats (Rob Schouten)

Ik prevelde zonder geluk op straat
maar wat. Niemand nam er notie van.
Zwijgend hield ik mij op in een portiek.

Heel waardevol dat alles overgaat.
Trams dreunden langs. Ergens schreeuwde een man.
Uit een luidspreker schalde dansmuziek.

Waarvan ontdaan en zorgen om welk lot?
Conclusie noch ontraadseling. En hopen
doen we toch zeer vergeefs. Laat ons dan huilen.

Daar stonden mijn gedachten stil bij God.
Juist brak een stapelwolk verrassend open
en regende dat ik zou blijven schuilen.


Vorm:
Dit door Rob Schouten geschreven gedicht bestaat uit 4 terzines.
Van vers 8 naar 9 wordt de zin plots afgebroken (enjambement).
Het rijmschema verloopt volgend de vorm ABC ABC DEF DEF. Dit noemen we een verspringend rijm.


Inhoud:
Dit gedicht gaat over een man die op straat zwerft. Het lijkt alsof deze man nood heeft aan aandacht, aan mensen die bekommerd zijn om hem. Hij kijkt rond om te zien of er mensen zijn die opmerken dat hij daar rondzwerft, maar tevergeefs.
De man voelt zich daardoor gekwetst, het is alsof hij niet waard is. Daarom gaat hij schuilen voor een portiek.Vervolgens concentreert hij zich op alles wat hij hoort op straat: trams, dansmuziek, een schreeuwende man (verzen 5 en 6). Hij stelt zichzelf vragen en denk na over het leven.
Hij voelt zich duidelijk niet goed, hij gebruikt het woord ‘huilen’ op vers 9 en dat weergeeft volgens mij ook zijn trieste gevoel op dat moment.
In de eerste regel van de laatste terzine staan de gedachten van de man bij God. Dit betekent dat het een gelovig man is. Een stapelwolk breekt open en het begint te regenen.
Hiervoor zijn er verschillende interpraties, maar mijn interpretatie is de volgende: God laat de regen uit de hemel vallen, om te tonen aan de man dat hij zich mag laten gaan. Hij mag eens huilen om zijn gevoelens los te laten, maar na regen komt zonneschijn. Dan is het tijd dat de man zich herpakt en vecht voor zijn bestaan.

Afbeelding:  

Op deze foto zien we een man wiens hoofd naar beneden hangt. Dit is een teken van moedeloosheid. Bovendien schuilt deze man voor een portiek, net zoals de man in het gedicht. In de verte zien we dat het regent. Ook in het gedicht regent het. Het lijk alsof deze foto gemaakt is voor het gedicht. 





GEDICHT 5

Zwerversliefde (Adriaan Roland Holst)

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind -
want, o de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie' in de oude wind.

O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.

Wij zijn maar als de blaren in de wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind -

En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.

Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom - voor we elkander weer vergeten -
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.


Vorm:
In dit gedicht zijn er 5 kwatrijnen. Het rijmschema is ABBA CDDC AEEA FGGF AHHA. ABBA noemen we een omarmd rijm. We zien dat A drie keren terugkomt. Dit omdat de woorden kind en wind meermaals herhaald worden. Er is een vast metrum aanwezig. Door deze gelijke regellengtes leest het gedicht erg vlot. De eerste zin van het gedicht (‘Laten wij zacht zijn voor elkander, kind’) is dezelfde als de laatste zin van het gedicht. Dit betekent dat de dichter Adriaan Roland Holst hier de nadruk op wil leggen.
Er zijn verschillende woorden die vaak voorkomen: wij (9 keren) en wind (6 keren).



Inhoud:
In het gedicht is er sprake van een sprekende persoon en een persoon die aangesproken wordt met 'kind'. Het is een liefdesgedicht, dus waarschijnlijk zal het kind een jonge vrouw voorstellen.
In de eerste 2 strofen zegt de persoon dat het beter is om niet over de liefde te spreken, want daardoor zijn er al veel harten gebroken geweest in het verleden (vers 7). De persoon wil nog meer verdriet vermijden. Het enige wat ze allebei moeten doen, is zacht zijn voor elkaar.
Mensen zijn als de bladeren in de wind (strofe 3). Soms 'waaien' twee mensen bij elkaar, zijn ze een tijdje samen en raken ze vervolgens weer uit elkaar. Het is vaak onduidelijk waarom dit gebeurt, er is een enorme onzekerheid over dat soort dingen. Alleen de wind weet waarom.
De titel 'Zwerversliefde' toont aan dat het hier niet gaat om het aangaan van een langdurige relatie, maar wel om tijdelijke relaties, aangezien de wind de blaadjes na een tijd toch opnieuw door elkaar waait. Het is onbegrijpelijk waarom de wind dit doet.
Tijdens het zwerven door het leven, kan de verlatenheid en eenzaamheid tijdelijk worden opgeheven door je naar elkaar toe te neigen en zacht te zijn voor elkaar. Maar zekerheid dat je bij die persoon voor de rest van je leven blijft, is er nooit.

Afbeelding:

Deze foto past perfect bij het gedicht. De wind in het gedicht van Adriaan Roland Holst speelt de hoofdrol. De wind zorgt er immers voor dat relaties slechts tijdelijk duren, en daarna weer afgebroken worden om een onduidelijke reden. De foto weergeeft niet enkel de wind, maar ook de kracht ervan. Je kan zien dat de wind soms enorme ravages kan aanrichten, ook in relaties.
De blaadjes van deze boom zijn er nog niet afgevlogen, want de boom doet haar best om stand te houden. Andere bomen hebben daarentegen minder kracht, waardoor liefdesrelaties ten einde raken. Wat ook wordt weergegeven, is dat de natuur heel kwetsbaar is. We zien op de foto de boom, die haar best probeert te doen om vol te houden. Ook zien we de hevige golven van het water tegen elkaar opbotsen. Maar de bank die naast de boom staat, lijkt geen problemen te hebben met de kracht van de wind. De bank staat er stabiel bij, met zekerheid.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten